12 september: Dichter bij God
- Nieuws
- 12 september: Dichter bij God
De meditatie is deze zondagmorgen van prof. dr. Jan Hoek uit Veenendaal. In zijn overdenking staan de verzen 6-12 van Jakobus 4 centraal. Het thema van zijn overdenking is ‘Dichter bij God’. Presentatie: Andries Knevel
Groot Nieuws
foto: Jan Hoek
Jan Hoek
Muziekgegevens
1) Psalm 56 ‘Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar woord’, Oude Berijming 1773
2) O hoogt’ en diepte, looft nu God, Gezang 177 NH-Bundel
3) ‘k Geef mijzelf aan U volkomen, Lied 585 Joh. de Heer
4) Daarom behoor ik Jezus, Lied 910 Joh. de Heer
5) O liefde Gods, oneindig groot, Lied 571 Joh. de Heer
6) Op het Godslam rust mijn ziele, Lied 809 Joh. de Heer
7) Als ik maar weet, dat hier mijn weg, Lied 17 Joh. de Heer
8) Psalm 38 ‘Groot en machtig Opperwezen’, Oude Berijming 1773
9) Kom tot de Vader, Lied 599 Opw.
10) Heerlijk is Uw naam, Lied 379 Opw.
11) Alle volken, looft de Here, Gezang 464 LvdK ‘73
Meditatie
Beste luisteraars,
Vrijwel elk mens denkt wel eens na over God.
Hoe zien we Hem? Is Hij een vaag idee?
Er moet toch wel iets zijn, er is meer tussen hemel en aarde dan wat we met onze blote ogen kunnen zien en zelfs meer dan wij wetenschappelijk kunnen vaststellen met telescopen en microscopen.
Maar dat je met God een relatie zou kunnen hebben, even echt als de relatie met je man of vrouw, met je vader of moeder, of kind?
Dat je met God in contact zou kunnen staan, nee, daar hebben de meeste mensen geen beeld bij. Toch is het dáárom begonnen in de woorden die we hebben gelezen uit de brief van Jakobus.
Nader tot God, en Hij zal tot u naderen.
Kom toch dichter bij God, blijf niet op een afstand.
Maar hoe zou dat kunnen? Het is wel duidelijk dat je met een ruimtevaartschip niet dichter bij God komt en met een diepzeeduikboot evenmin.
De Bijbel wijst ons de weg hoe we kunnen naderen tot God.
Als we luisteren naar de boodschap van de Bijbel wordt het om te beginnen duidelijk dat het helemaal niet vanzelfsprekend is om nauw contact te hebben met God.
God is immers niet onze buurvrouw of buurman met wie we een praatje maken over de heg.
Wij vormen toch eigenlijk helemaal geen partij voor God?
We zijn als mensen maar kleine stipjes in een onmetelijk groot heelal.
En God heeft dit heelal nota bene gemaakt. Hij heeft wel wat anders te doen dat zich met u of met mij te bemoeien.
Wees nou nuchter, wij gaan toch ook geen relatie aan met een miertje uit een mierenhoop?
En vergeleken met God stellen we nog minder voor dan een miertje!
Nader tot God? Vergeet het maar.
Nader tot de zon en je wordt verteerd. Terwijl God oneindig veel meer is dan de zon in Zijn majesteit.
Daar komt nog iets bij.
De Bijbel vertelt ons dat de eerste mensen een gave relatie hadden met God, hun Schepper. Maar dat ze die relatie door hoogmoed, wantrouwen en ongehoorzaamheid kapot hebben gemaakt.
En sindsdien is er zoveel gepasseerd tussen de heilige God en de zondige mensen dat je je niet kunt voorstellen hoe het ooit nog goed kan komen tussen God en ons.
Toch staat het hier zwart op wit als een appèl van God op u en mij.
Kom toch dichter bij Mij. Ik wil je persoonlijk leren kennen.
Daar heeft God ontzettend veel voor over. Daarvoor gaat Hij tot het uiterste.
Ik noemde net het voorbeeld van mieren in een mierenhoop.
Als je de mieren echt zou willen leren kennen, zou je, als het mogelijk was, mier met de mieren moeten worden.
Het Evangelie, de blijde boodschap van het christelijk geloof, houdt in dat God mens geworden is in Jezus van Nazareth.
God kwam bij ons als een Kind in een voederbak in Bethlehem, als een ter dood veroordeelde aan het kruis op Golgotha.
God maakte zichzelf toegankelijk en benaderbaar, zodat we tot Hem kunnen komen zonder dat Zijn heilig vuur ons verteert.
Nader tot God, en Hij zal tot u naderen.
Kom maar gewoon zoals je bent.
Probeer je niet beter voor te doen en je stand op te houden.
Kom maar met je vragen, met je angsten, met je fouten en gebreken. Kom maar met lege handen.
Of nee, neem toch een offer mee.
Dat woord ‘naderen’ in de tekst is eigenlijk een woord dat te maken heeft met de eredienst in de tempel.
In het Oude Testament lezen we hoe de priesters als ze naderden tot God altijd een offerdier of het bloed van het offerdier moesten meebrengen.
De priester kwam niet met lege handen voor Gods aangezicht maar hij kwam met het offerlam. Er moest bloed vloeien tot verzoening van de zonden.
Iedere Israëliet moest het van jongs af aan leren: zonder het schuldoffer gaat het niet.
Datzelfde moeten wij ook leren.
God enkel licht, wiens aangezicht
zo blinkend is van luister,
ziet ons onrein, ziet hoe wij zijn
vervallen aan het duister.
Heer, waar dan heen? Tot U alleen!
Gij zult ons niet verstoten.
Uw eigen Zoon heeft tot Uw troon
de weg ons weer ontsloten. (Weerklank, Gez. 485:1,3)
Zo naderen tot God.
Met het offer van Jezus die in onze plaats de straf op de zonde heeft gedragen.
Dat is de diepe bedoeling van de woorden die we soms zo gedachteloos uitspreken: ‘in Jezus’ Naam of ‘om Jezus’ wil’.
Dat betekent: we komen wat ons zelf betreft met lege handen, maar we komen met Jezus in onze armen. En zo durven we bij God te komen, wat er ook is gebeurd.
Hoe gaat dat nu praktisch, dit naderen tot God?
Het begint met stil worden. Tijd nemen om te luisteren naar Gods Woord.
Eerlijk worden voor God, je hart voor Hem uitstorten.
Op zondag naar de kerk om daar God te loven en te danken en om steeds weer onderwezen te worden uit Zijn Woord.
Er komt een vurig verlangen dat de Heilige Geest in je werkt.
Nader tot God, en Hij zal tot u naderen.
God komt steeds dichter bij je.
Je mag steeds meer met Hem kennis maken.
Hij wordt voor jou de Vader die liefdevol voor je zorgt.
De Vriend op wie je altijd kunt rekenen.
Het vuur van de Geest dat je van binnenuit verwarmt.
Je bent als gelovige nooit uitgeleerd.
Je blijft leerling op de basisschool.
En toch geniet je hoger onderwijs!
Immers, God kennen dat is eeuwig leven hebben.
Vriendschap met de eeuwige God is een eeuwige vriendschap.
Dat kan nooit meer stuk, wat er ook in je leven gebeurt - en het kan ook niet stuk door de dood.
Nader tot God en Hij zal tot u naderen.
Als ik maar weet dat hier mijn weg,
door U, Heer’, wordt geleid.
En dat die weg, hoe moeilijk ook,
Mij nader tot U leidt.
Nader tot U, nader tot U,
Nader mijn Heiland tot U.
Als ik maar weet dat alles hier
Mij nader brengt tot U.
Als ik maar weet, Uw liefd’ o Heer
vertroost mij dag aan dag,
dan juich ik voort, wat ook mijn lot,
op aarde wezen mag.
Nader tot U, nader tot U,
Nader mijn Heiland tot U.
Als ik maar weet dat alles hier
Mij nader brengt tot U. (Johannes de Heer, 17)