Zondag 30 juli
- Nieuws
- Zondag 30 juli
Een programma met koor- gospel- praise- en
worship-muziek. Deze week een overdenking van Peter Kruijt.
06:00-07:00
Big blue sky - Bebo Norman
Light of love - Tammy Trent
Love's invited - Cathy Burton
Incomplete - John's Son
Later mag je groter zijn - Ralph van Manen
Walk your road - Watermark
You are beautiful - Moya Brennan
De zon verrijst - Lars Gerfen
Evergreen - Audrey Assad
Morningstar - White Heart
Faithful heart - Pam Thum
Home free - Wayne Watson
My God - Carla Sullivan
Cool breeze - Elisa Krijgsman & Dennis Tielkes
07:00-08:00
I will sing of my Redeemer - Fernando Ortega – Opw. 226
You draw me into You - Katie Gustafson
Light of the world - Michael Card
You are holy - Nichole Nordeman
How great Thou art - Evie Tornquist – Opw. 407
Nooit alleen - Coen van den Heuvel
To You we bring our Hhymn of praise (Glory be to God) - Kelly Minter
I will offer up my life - Steve Green & Angela Cruz – Opw. 497
Think of me - Mark Schultz & Rachael Lampa
It’s so sweet to trust in Jesus - Amy Grant
Voor eeuwig dankbaar – Opwekking – Opw. 443
One on one - George Benson
08:00-09:00
Doorgrond mijn hart – Opwekking – Opw. 222
Psalm 105: 1, 3 en 24 ‘Looft, looft verheugd den Heer der heren’ - Deo Juvante – NH Bundel
Ik zie een poort wijd open staan - Joke Buis & Band – Joh. de Heer 140
Nieuwe kracht - Forever Worship
Kom, loof Jehova – Christelijk Mannenkoor Eiland Urk
Hij is erbij - Lydia Zimmer – Opw. 729
Mijn ziel is stil tot God - The Psalm Project
Al zou de vijgeboom niet bloeien – Hollandkoor – ELB 56
Lied van liefde - Elise Mannah & Ronald Koops
Blijf bij mij Heer - Jongerenkoor ‘Laudate Deum’ – Gez. 282 NH Bundel
Ouverture Thuis - Sela
foto: Ditta van Gent
'Levensgevaar'
Het was 'stille zaterdag' in corona-tijd en ik ging met twee broeders uit de gemeente wandelen in het bos waar het vanwege corona-tijd een drukte van belang was. Een van ons opperde om op het naastgelegen schietterrein van defensie te gaan wandelen. Daar was het volgens zijn verwachting een stuk rustiger. Dat konden wij ons wel voorstellen en zo kwam het dat wij zonder al teveel reflectie op dat plan onder de borden door het terrein opliepen waarop stond: 'Schietterrein Levensgevaarlijk, verboden toegang'. Het werd een heerlijke wandeling. Het was er inderdaad erg rustig wat goed paste bij een wandeling op 'stille zaterdag'. Toen we een zandvlakte overstaken zagen we echter in de verte een auto. Dat is niet goed. Toen we beter keken zagen we niet alleen een auto, maar ook een stel mensen op paarden. Dat is ook niet goed. Naar mate we beter keken zagen we niet alleen mensen op paarden maar ook tientallen honden die om die paarden heen liepen. Tot onze schrik kwamen ze onze kant op.
De honden waren er als eerste. Het waren er tientallen. Het waren flinke honden die om ons heen cirkelden. We konden geen kant op. Toen stopte er een man op een paard die gezien zijn ruiterkledij rechtstreeks uit een kasteel leek te komen en waarschijnlijk wel een dubbele achternaam zou hebben. Hij vroeg wie we waren. Achteraf bedacht ik mij dat dit een mooi moment was geweest om onszelf te identificeren als 'baptisten' of iets anders gemeenschappelijks. Maar terwijl hij het vroeg zat hij al te bellen en vertelde hij iemand dat er wandelaars waren aangetroffen in verboden gebied. Niet veel later zagen we een groene jeep aan komen rijden en even schoot in mijn hoofd het beeld van een heuse arrestatie en opsluiting. Dat zou wat zijn. Dat we een nacht vastgezet zouden worden en op zondag een Oudste van Dienst schoorvoetend naar voren loopt om de gemeente uit te leggen dat de zojuist aangestelde voorganger helaas niet kan preken die morgen omdat hij gevangen is genomen. Dat was in het Jeruzalem van het Nieuwe Testament misschien nog een geldig excuus, maar als voorganger van een baptistengemeente in Amersfoort kom je daar echt niet meer mee weg schat ik.
Uit de groene jeep stapte een man die ons verontwaardigd vroeg wat we in vredesnaam aan het doen waren. "Aan het wandelen" gaven we direct toe. Of we niet wisten dat 'dit verboden terrein was?' 'Ja, dat wisten we'. Vervolgens had een van ons wat geïnteresseerde vragen over het terrein, de honden en de paarden waarop een redelijk ontspannen gesprek ontstond over de honden die bleken te horen bij een hondenkennel van wijlen Prins Bernard. We konden ons legitimeren en kregen een proces verbaal en de aansporing om direct het terrein te verlaten. Er zou gejaagd gaan worden en de bewaker kon niet garanderen dat men het onderscheid zou kunnen zien tussen een huppelende hinde en ons. Wat ik dan maar als compliment opvatte.
Onze aanwezigheid op het schietterrein maakte van ons geen soldaten of mensen die daar thuishoorden. Als burgers hoorden we daar niet thuis en was het mogelijk zelfs ietwat gevaarlijk om daar rond te lopen. Ons gebied was niet op dat terrein maar aan de andere kant van de borden met 'verboden toegang' er op.
Paulus probeert de gemeente in Rome in zijn brief aan hen iets soortgelijks te leren. Zijn betoog begin in Romeinen 5 waar hij Adam en Christus tegenover elkaar stelt en laat zien hoe door Adam (de eerste mens) de zonde en de dood in de wereld was gekomen, en hoe door Christus genade en vrijspraak in de wereld is gekomen. "Als de dood kan heersen door de overtreding van één mens, is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo'n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene mens, Jezus Christus."
Hieruit vloeit Paulus opmerking dat waar de zonde door de tijd heen is toegenomen, de genade ook is toegenomen. Daarop stelt Paulus de vraag of we dan maar moeten blijven zondigen om de genade te doen toenemen. Een vraag die Paulus beslist beantwoord met 'volstrekt niet'.
Om dat uit te leggen vergelijkt trekt Paulus vervolgens in Romeinen 6 een parallel tussen het sterven en opstaan van de Here Jezus. Zoals Christus is gestorven, zo hebben wij te sterven. Paulus spreekt dan over een einde aan ons zondige leven als een 'geestelijke dood'. Dat zondige leven moet begraven worden. Achter ons gelaten worden. Dat graf is echter geen eindpunt. Want zoals Christus uit de dood opstond, zo staan wij op in het nieuwe leven. Het leven voor God. Een leven waarin het oude leven geen macht meer over ons heeft. Een leven waarin wij dood zijn voor de zonde. Een leven waarin we onszelf zien als dood voor de zonde maar levend voor God.
Ik vond dat altijd best wel spannende uitspraken van Paulus. Zo ontzettend zwart-wit. 'Dood voor de zonde, levend voor God'. Daar zit weinig tussen. Terwijl er in mijn leven best wel eens wat tussen blijkt te zitten. Waar ik niet zo radicaal ben als ik zou willen zijn. Waar de zonde vaak meer vat op mij heeft dan ik had gedacht. Waar mijn leven voor God soms meer draait om mijzelf dan ik zou willen toegeven. Als je Paulus in Romeinen 6 leest zou je denken dat degene die echt leeft voor God niet meer kan zondigen. Klinkt mooi, maar als we eerlijk zijn ervaren we weleens het tegendeel. Waar heeft Paulus het over? Wat kan ons helpen om dit goed te begrijpen?
Paulus gebruikt deze duidelijke, zwart-wit tegenstellingen om iets helder te maken. We zijn als het ware van het koninkrijk van Adam overgezet in het koninkrijk van Christus. Van het grondgebied van zonde en dood naar het grondgebied van genade en leven. Maar soms begeven we ons nog wel eens op verboden terrein. Een verboden terrein waar het levensgevaarlijk is. Onze aanwezigheid op dat terrein maakt ons niet gelijk burgers van dat terrein. Net zo min als het betreden van het schietterrein ons soldaten maakte. We zijn hoogstens verdwaald. En voor onze veiligheid is het belangrijk om gauw weer terug te keren naar het grondgebied waar we thuishoren. We zijn namelijk geen burgers meer in het koninkrijk van Adam, we horen in het koninkrijk van Christus thuis.
Toen we het schietterrein op die 'stille zaterdag' weer verlieten voelde ik een beetje opluchting. Ik was weer terug waar ik thuishoorde. Maar in mijn binnenzak zat een flinke bekeuring, dat moest ik thuis nog even uitleggen. Onze uitstapjes op verboden terrein zijn nooit zonder consequenties. Ik nam mij voor om verboden grondgebied voortaan maar te mijden.