Groot Nieuws
EO

19 september: Ik zie jou

foto: Atze Buursemafoto: Atze Buursema
  1. Nieuwschevron right
  2. 19 september: Ik zie jou

Gewijde muziek en een meditatie in Groot Nieuws. Deze zondagmorgen gaat het over ‘Ik zie jou’. Naar aanleiding van dat thema mediteert Atze Buursema, predikant van de Gereformeerde Vrijgemaakte Kerk in Barneveld-Voorthuizen, uit Johannes 5: 1-18. Presentatie: Andries Knevel


Groot Nieuws

foto: Atze Buursema

Atze Buursema

Muziekgegevens

1) Psalm 108 ‘Mijn hart, o Hemelmajesteit’, Oude Berijming 1773

2) Liefde Gods die elk beminnen, Lied 754 LvdK ‘13

3) Heer, Uw bloed dat reinigt mij, Lied 315 Opw.

4) De Heer heeft mij gezien en onverwacht, Gezang 487 LvdK ‘73

5) Jezus, mijn Heiland, Lied 62 Joh. de Heer

6) Een weg naar U, Geen Bundel

7) Houdt Gij mijn handen beide, Lied 224 Bundel Geestelijke Liederen

8) Psalm 139 ‘Heer, die mij ziet zoals ik ben’, Nieuwe Berijming 1967

9) Zing van Jezus’ wond’re liefde, Lied 398 Bundel Leger des Heils

10) Welk een vriend is onze Jezus, Lied 150 Joh. de Heer.

11) Prijs mijn ziel de Hemelkoning, Gezang 147 NH Bundel

Meditatie

Achtendertig jaar!

Stelt je eens voor 38 jaar ziek.

Hopen op beterschap.

wachten op die ene kans,

wachten op de rimpeling van het water,

misschien… misschien dat hij…

De genezing is vlakbij.

Maar iedere keer wanneer het water in beweging komt is een ander hem al weer voor.

Het badwater, hoe heilzaam ook, bezorgt hem alleen maar teleurstellingen. Want er is niemand die hem opzoekt.

Niemand die hem helpt.

Temidden van zoveel mensen, is hij dood eenzaam.

Hoor eens wat hij zegt: "Er is niemand".

Ik heb geen mens.

Het gaat je door alles heen.

Ik las over een man die was getroffen door een hersenbloeding.

Hij werd in een Amerikaans ziekenhuis onderzocht, vervolgens vastgemaakt in een rolstoel om op een hogere etage verpleegd te worden.

De verpleger ging niet mee.

De zieke was verlamd en kon niet spreken.

De lift ging omhoog, de deuren gingen open, maar niemand haalde zijn rolstoel eruit.

De deuren sloten zich en de lift ging weer omlaag.

Er stapten mensen in en uit.

De deuren sloten zich en de lift ging weer naar boven.

Zo bleef de lift 27 uur achtereen op en neer gaan, zonder dat iemand zich iets aantrok van die verlamde man.

Zonder eten, zonder drinken, zonder enige verzorging bleef hij daar een dag en een nacht op een neer gaan.

Hij kon geen hand verroeren.

Hij kon woord uitbrengen.

Er hebben mensen bij hem in de lift gestaan.

Misschien hebben ze over hem gesproken.

Dat doen gezonde mensen namelijk snel wanneer een zieke zich niet goed uitdrukken kan.

Maar niemand heeft hem aangesproken.

Misschien zijn we wel nergens zo eenzaam als in een volgepakte lift.

Allemaal mensen met hun eigen gedachten, eigen zorgen en hun eigen bestemming.

Maar de eenzaamheid van deze man moet onvoorstelbaar geweest zijn.

Elke keer die liftdeuren die zich automatisch openden en weer sloten.

En iedere keer werd hij weer meegenomen.

Wat zal er door die man heengegaan zijn?

Ik weet het niet.

Hij heeft het niet kunnen vertellen.

Zes dagen later is hij gestorven.

Volgens de woordvoerder van het ziekenhuis had zijn dood niets met het incident te maken. Maar ik vraag me af hoe hij dat kon weten.

Stonden er nu alleen maar egoïsten in die lift?

Mensen zonder hart, zonder mededogen, zonder oog voor een ander?

Nee, zeker niet.

Er stonden artsen, verpleegkundigen die al hun tijd geven aan hun medemensen en bezoekers vol zorg over vrienden of familieleden.

Maar iedereen dacht: voor die man in die rolstoel zal een ander wel zorgen.

Dat is mijn verantwoordelijkheid niet.

Ieder mens heeft zijn eigen taak en ook zijn eigen verantwoordelijkheid naar de mensen om hem heen.

Als iedereen zich daar nu aanhoudt, dan gaat alles precies zoals het moet.

Herken je dat?

Herken je dat bij jezelf?

Die?

O, die woont niet bij mij in de buurt.

Die?

Ja, ik heb mijn eigen vrienden, kinderen, kleinkinderen en daar heb ik eerlijk gezegd mijn handen al vol aan.

Die?

Ja, die is wel een beetje vreemd hoor.

Is ook de makkelijkste niet.

Zo kunnen er bij jou in de straat, maar misschien ook wel bij jou in de kerk, toch mensen zijn die zeggen: er is niemand, ik heb geen mens.

En ga nu niet zeggen: dat ligt ook wel aan henzelf hoor.

Als je er wat voor doet kom je er echt wel tussen.

Sommige mensen vinden dat juist heel moeilijk.

Zijn daarin misschien wel een beetje gehandicapt.

En zo kan je je in een hele fijne straat of in een warme christelijke gemeente, toch alleen voelen.

Je eenzaam voelen is iets vreselijks.

God zei niet voor niets: het is niet goed dat de mens alleen is.

Bij een mens hoort een medemens.

Mensen hebben mensen nodig.

En als die mensen er niet zijn, als ze niet thuis geven, is dat iets vreselijks.

Jezus was in de hof van Getsemané stik alleen.

Niemand die met Hem waakte.

Zijn beste vrienden konden rustig slapen, terwijl Hij doodsangsten doorstond en Hij had het nog zo gevraagd met Hem te waken.

Ja, en als je dan denkt aan die schreeuw: mijn God, mijn God waarom? Waarom hebt U Mij verlaten, waarom, waarom?

Dat was vreselijk.

Hij had geen mens,

Hij had geen God.

Dat was de hel op aarde.

Maar het is nu juist deze Jezus, die onder al die mensen, een menigte zieken, blinden, verlamden en misvormden, tussen al die patiënten in Bethesda, juist deze ene man ontdekt.

Er staat: Jezus zag hem liggen.

Daarmee begint het.

Daarmee begint de verlossing uit zijn isolement.

Jezus ziet Hem.

Hij zegt: "wil je gezond worden?"

Wat is dat nu voor een vraag?

Gezond, natuurlijk wil die man gezond worden!

Ja, maar de vraag bewijst nu juist dat Jezus hem ziet.

Beter zijn, weg uit dat verpleeghuis kan ook heel beangstigend zijn.

Goede vraag: wil je beter worden?

Ja, hij wil beter worden.

"Sta op, pak je mat op en loop".

En meteen wordt de man gezond: hij pakt zijn slaapmat op en loopt.

Misschien dacht jij: die man ben ik.

Ik ben die mens die niet gezien wordt.

Misschien dacht je aan een ander.

Maar zie je de ogen van Jezus?

Die ogen van Jezus die tussen al die mensen, die ene ziet.

Jezus die jou ziet.

Komt naar je toe.

Vraagt: Waar denk je aan?

Wat wil je?

Gezond worden?

Alleen maar gezien?

Een arm om je schouder?

Een blijk van waardering?

Vergeving?

Wanneer je denkt dat niemand je ziet, er niemand voor je is, dan komt Hij naar je toe.

En dan hoor je Hem zeggen: hé, Ik ben er.

Ik ben er voor jou.

Je bent niet alleen.

Ik laat je niet alleen, mijn Vader laat zijn kind niet alleen.

Ja, één keer, toen heeft Hij mij niet meer willen zien, maar dat was om jou nooit uit het oog te verliezen.

Ik zie je, mijn Vader ziet je.

Raakt dit je?

Maar ben je niet die man?

Misschien kan jij Jezus’ ogen zijn.

Zijn handen die de ander vinden.