22 sep: De jas van Paulus
- Nieuws
- 22 sep: De jas van Paulus
Muziek rond het thema van de meditatie “De jas van Paulus” (2 Timotheüs 4:13), verzorgd door Andries Knevel.
foto: EO
Groot Nieuws
Muziekgegevens
1) Loof, loof den Heer, mijn ziel met alle krachten, Psalm 103: 1 en 6
2) Ik zal opgaan naar God’s huis, Opwekking 80
3) De Heer kent al de zijnen, Joh. de Heer 36
4) Door de nacht van strijd en zorgen, LvdK Gez. 459: 1, 2,5, 7 en 8
5) Heer, U bent altijd bij mij, Opw. 518
6) Heer wees mijn Gids, Joh. de Heer 569
7) Hef je hoofd omhoog, Opw. 288
8) Geloofd zij God met diepst ontzag, Psalm 68:10
9) Op reis naar de toekomst, geen bundel
10)Houd vol, Opw. 798
11)Voorwaarts Christenstrijders, Joh. de Heer 106
12)Alles wat adem heeft, love de Here, LvdK Gez. 21:1, 3 en 7
Meditatietekst
Er staan van die teksten in de Bijbel, waar je je van afvraagt, zou je daar ooit over kunnen mediteren?
U weet er vast wel een heleboel. Gewone zakelijke mededelingen bijvoorbeeld – of - ik denk aan een van mijn meest moeilijke tentamens Grieks ooit, al die technische teksten over de schipbreuk van Paulus. Spannende teksten, maar wat kan je er verder mee.
Nou, zo staat er bijvoorbeeld ook een tekst in 2 Timotheus 4:13
“Als jij komt breng dan de mantel mee, die ik heb laten liggen”.
En toch, inderdaad achter deze tekst zit een diepe geestelijke waarheid.
Wat is het geval?
Paulus zit in de gevangenis in Rome. U weet daar is hij naar toegestuurd, toen hij zich op de keizer beriep, en na een hachelijke reis is hij in Rome aangekomen. Volgens het boek Handelingen geniet hij daar in de gevangenis wel enige vrijheid. Hij mag lezen en schrijven.
Maar…..
Daar in de gevangenis raakt hij teleurgesteld in zijn medebroeders en zusters.
En dat zit hem diep.
En dan gaat hij zijn laatste brief schrijven. Een soort geestelijk testament aan zijn geestelijke zoon Timotheüs.
Of hij zelf wist dat het zijn laatste brief zou zijn weten, we niet. Wel dat het in de Bijbel zijn laatste brief is.
En de toon van de brief is som somber.
In hoofdstuk 1 schrijft hij al dat iedereen in Asia zich van hem heeft afgekeerd.
En dan in hoofdstuk 4 vertelt hij aan Timotheüs wie hem verder allemaal verlaten hebben.
Luister maar: Demas, Crescens, en Titus.
En even later zegt hij: Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan, ze hebben mij allemaal in de steek gelaten.
Daar zit je dan in je eentje in Rome, je hebt gestreden voor het Evangelie, je bent er voor gestenigd en de in muil van de wilde dieren geweest, zoals hij elders schrijft, je bent dag en nacht bezig geweest, je hebt schipbreuk geleden, je gaat in Rome je dood tegemoet, want dat was wel zeker en dan moet je schrijven: Ze hebben mij allemaal in de steek gelaten.
Ik vind dit aangrijpende woorden. Ze staan ergens een beetje verscholen in een van de brieven van Paulus, maar ze staan er wel.
Ik kan me zo voorstellen dat Paulus in die gevangenis in Rome best een beetje somber is. In de steek gelaten door zijn broeders en zusters.
En hij heeft het koud.
Gevangenissen in de oudheid, waren holen onder de grond. Akelig, somber en zeker in de winter koud.
Paulus is bang voor die kou en vraagt dus aan Timotheüs om de jas mee te nemen die hij per ongeluk in Troas bij Karpus heeft laten liggen.
Het is zomaar een klein zinnetje. Neem mijn jas, mijn mantel even mee, als je naar Rome komt.
Maar wat zit er een diepe werkelijkheid achter.
De werkelijkheid van het lijden om het Evangelie, en misschien nog meer de pijnlijke ervaring om te ervaren dat je door je broeders en zusters uit de christelijke gemeente in de steek bent gelaten.
Ik zei al, dat er best sombere teksten in deze laatste brief van Paulus staan. En dat kan ik begrijpen.
Maar het is niet de toon van de hele brief, want telkens weer als hij moet constateren dat mensen tegenvallen, schrijft hij erbij: moge hen het niet worden aangerekend. Hij vergeeft het hen.
Kent u dat, dat mensen in uw omgeving, in de kerk, in de gemeente, tegenvallen?
Dat ze, als u ziek bent bijvoorbeeld, snel roepen, dat ze langs komen, maar u ziet ze nooit?
Dat er van alles wordt beloofd, maar dat er weinig wordt waargemaakt?
Of andersom, dat u belooft langs te komen bij een broeder of zuster die het moeilijk heeft, maar dat u het ook niet doet?
Of, dat u het zich voorneemt om het te doen, zonder te beloven, maar u doet het niet. Geen zin, gemakzucht, vergeetachtigheid.
Als ik dit zo zeg, denk ik dat we allemaal schuldig zijn. U herkent zich in deze woorden. En u denkt misschien aan iemand, aan wie u beloofd had. Enfin, vult u maar in.
Wat we dan kunnen leren van Paulus, als mensen, als gemeenteleden tegenvallen?
Twee dingen: hij vergeeft het hen.
En in de tweede plaats vers 8 uit hoofdstuk 2.
Want als hij in deze brief bezig is om de jonge Timotheüs te bemoedigen met heel veel wijze en geestelijke raad, dan zegt hij opeens, als een soort uitroep: Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, naar mijn evangelie, waarvoor ik nu kwaad lijd en zelfs boeien draag als een misdadiger.
Houdt in gedachtenis. Gedenk. `Jezus Christus is opgestaan’.
Wat een les voor ons. Voor u en voor mij.
Mensen kunnen tegenvallen. Daar hebben we allemaal ervaring mee. En ik zei het net al: anders om ook: wij kunnen mensen tegenvallen. In onze slordige omgang met mensen binnen en buiten de christelijke gemeente.
En misschien denkt u wel: God kan ook tegenvallen, ook al durft u die zin helemaal niet uit te spreken.
Maar toch, uw leven zit helemaal niet mee. Het zit tegen. De ziekte gaat niet over. Uw sombere gevoelens blijven, ook al heeft u zo gebeden, dat ze weg zouden gaan. Uw geestelijke leven is vaak dodig en oppervlakkig. U ervaart zo weinig van God. En uw rugzak wordt ook steeds voller. Wat heb je nog aan je geloof, zegt soms een klein stemmetje van binnen.
Ach, misschien kende Paulus dat stemmetje ook wel, alhoewel zijn laatste brief een brief is vol van geloof.
En waarom?
Vanwege vers 8. Denk eraan, bij alles wat er in je leven gebeurt. Houdt het vast. Houdt het in gedachtenis, zeker als het leven tegenzit.
Christus is uit de dood opgestaan. Dat was zijn ankerpunt in de gevangenis in Rome. Dat mag ons ankerpunt zijn, in de moeiten en zorgen van het leven.
Die hoop mag al ons leed verzachten, kom reisgenoten, het hoofd omhoog. Net als Paulus in de gevangenis.