Groot Nieuws
EO

14 oktober: Scharlaken rode zonden worden wit als sneeuw

  1. Nieuwschevron right
  2. 14 oktober: Scharlaken rode zonden worden wit als sneeuw

Muziek en een meditatie met als thema “Scharlaken rode zonden worden wit als sneeuw”, n.a.v. Jesaja 1:16-18, verzorgd door Dr. Ir. Jan van der Graaf, oud-algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk

Groot Nieuws

Muzieklijst:

1) Ik ben verblijd wanneer men mij, Pslam 122: 1,2 en 3

2) Ik wandel in het licht met Jezus, Opw. 214

3) Witter dan sneeuw, geen bundel

4) Als nieuw geboren, naar Psalm 32

5) Lam Gods, dat zo onschuldig, Gez. 39: 1,2 en 4

6) Ik heb de vaste grond gevonden, LvdK gez. 440

7) Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven, Psalm 32: 1,4 en 6

8) Jezus, mijn Heiland, Joh. de Heer 62: 1,2 en 3

9) Thuis bij Hem, geen bundel

10)O Jezus, hoe vertrouwd en goed, gez. 446: 1,2,3 en 7

11)Ik wil zingen van mijn Heiland, Joh. de Heer 657

Meditatietekst

De joodse schrijver Elie Wiesel overleefde de gruwelen van het vernietigingskamp Auschwitz in de Tweede Wereldoorlog. Zijn ervaringen heeft hij uitgebreid te boek gesteld in drie boeken: De Nacht, De Dageraad en De Dag. In een van zijn verhalen vertelt hij hoe hij er getuige van was dat door de nazibeulen drie galgen waren opgericht en een kind aan de middelste galg werd gehangen, met twee slachtoffers ernaast. ‘Waar is de Goede God, waar is Hij?’ fluisterde een stem achter hem. ‘Waar is Hij? , hier, aan de galg’ fluisterde een stem binnen in hem.
Ergens anders vertelt hij hoe Joden daar een heus tribunaal hadden ingericht. De vraag stond centraal: wie is de schuldige van deze volkerenmoord? Men verklaarde God als de schuldige. Wiesel zegt er wel bij, dat het een christen moeilijk zal vallen om te begrijpen dat God door Joden schuldig werd verklaard. En ja, hoewel de gruwel van Auschwitz nauwelijks te peilen is, en de vraag naar het Godsbestuur daarin ondoorgrondelijk is, val ik Wiesel bij als hij zegt dat een christen de schuldvraag anders beleeft. Ik neem u daarom mee naar wat de profeet Jesaja, bijna drie duizend jaar geleden, in zijn visioen over Jeruzalem en Juda, zegt in het eerste hoofdstuk van zijn profetie, Jesaja 1 vers 16 t/m 18:

16 Was u, reinig u!

Doe uw slechte daden van voor Mijn ogen weg!
'Houd op met kwaad doen,

17 leer goed te doen,
zoek het recht! Help de verdrukte, doe de wees recht,
bepleit de rechtszaak van de weduwe!


18 Kom nu, laten wij samen een rechtszaak voeren,
zegt de HEERE.

Al waren uw zonden als scharlaken,
ze zullen wit worden als sneeuw;
al waren ze rood als karmozijn,
ze zullen worden als witte wol.

ze zullen worden als witte wol.

Boven dit hoofdstuk staat in mijn bijbel ‘De rechtszaak van God tegen Zijn volk’. Dus: hier is Uw God, de God van Israël. De volkszonden worden door heel het hoofdstuk heen wel heel concreet gemaakt. Hier wordt het volk, de mens dus schuldig gesteld. Heel concreet. Niet: jullie zijn nu eenmaal allemaal zondaren. Maar ‘Doe uw slechte daden van voor Mijn aangezicht weg (…) help de verdrukte, doe de wees recht, bepleit de rechtszaak van de weduwe.’ Het sociale onrecht wordt hier getekend. Dat heeft ook alles te maken met vervreemding van God en Zijn leefregels, zegt Jesaja, heel dit hoofdstuk door. Daarom klinkt de roep van Israëls God om er een rechtszaak van te maken. Dat klinkt bedreigend. Maar, God zegt: ‘Laten we samen een rechtszaak voeren’. Dat klinkt tegelijk ook vertrouwelijk. Er is kennelijk een band tussen God en Zijn volk. Er moet iets uitgepraat worden. Maar dan komt er bovendien ook direct die wonderlijke omslag. Geen veroordeling maar vrijspraak. In schrille kleuren worden de volkszonden getekend. Maar: zelfs al zijn ze scharlakenrood, of karmozijn rood, fel rood dus: Weg ermee, zegt God. Niet als sneeuw voor de zon, maar veranderd in ongerepte sneeuw. Witter kan het niet. Witgewassen, als witte wol, geen vlekje meer over.
Hoe is zo’n omslag mogelijk? Uitleggers bij de Statenbijbel, vier eeuwen terug, zeggen het bij dit Bijbelwoord in enkele woorden: uit genade, vanwege de Messias. Dan moet Jesaja ook al ver vooruit hebben gekeken, voorbij Israël naar de volkeren. Hier blikt de profeet, zo geloven wij, nieuwtestamentisch vooral vooruit tot op Christus, op de Messias die komen zou. Wij, uit de volkeren worden ook erbij geroepen, heel persoonlijk. Op Golgotha stonden ook drie galgen, drie kruisen. Jezus in het midden. Daar, in het centrum van de wereldgeschiedenis, zei God ten diepste: ‘hier ben Ik.’ Daar waar Zijn Zoon hing. Daar wordt het oordeel geveld over onze ongehoorzaamheid. Maar het oordeel blijkt te zijn afgewend, naar de Man in het midden, naar Christus die naar voren trad om in onze plaats te komen staan.
Als dat daar gebeurd is, wat doe ik daar dan nog? Wel, De Heilige Geest, die ook Parakleet wordt genoemd, roept ons erbij. Hij is pleitbezorger, advocaat. Er zijn beschuldigers te over in een mensenleven. Een stem van binnen, het diepe besef dat je de leefregels van God niet of niet volkomen nakwam. En de duivel is er ook nog! Maar, de Heilige Geest, de Geest van Pinksteren, wijst op Christus. Kom, zegt Jesaja, kom maar. In dat ene woordje kom ligt een heel Evangelie, blijde boodschap opgesloten. Uitnodigender kan het niet. Hier is God, maar dan wel in Zijn vergevende liefde. Witgewassen al het kwade. Vanwege de Messias, vanwege Christus, de Man van Smarten.
Een vreemde vrijspraak geschiedde op Golgotha. Luther noemde het zelfs ‘een vrolijke ruil’. ‘Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt’, zegt Paulus ( 2 Kor. 5 : 21). Hij droeg mijn zonden, Ik ontvang Zijn gerechtigheid.
En dan zegt Jesaja op een andere plaats ook nog, eveneens profetisch, dat Christus niet alleen om onze overtredingen is verwond, maar dat Hij ook onze ziekten, zeg maar ons lijden op Zich heeft genomen. Onze schuld is vereffend, beleven we in geloof, ons lijden wordt dragelijk, ervaren we in de geloofspraktijk.
Beste luisteraar, als ik in gedachten sta, bij het kruis van Golgotha, begint het mij te duizelen. Miljoenen mensen hebben de eeuwen door bevrijding en rust ervaren bij het kruis. En dan te bedenken dat ik er ook bij mag staan. Kom maar, zegt de Heilige Geest. Een stem in mij. Hier is God. Wat een blijdschap smaakt mijn ziel, zingt een psalm. Ik krijg er vaste grond onder mijn vaak aangevochten bestaan. Om ervan te zingen:

Ik heb de vaste grond gevonden,
waarin mijn anker eeuwig hecht,
het bloed van Christus voor de zonden
van eeuwigheid als grond gelegd.

En twee strofen verder:

Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft
die Hem het hart gebroken heeft.

Wat een perspectief ligt er in het woord eeuwig. Zij die ons voor gingen weten er al wat dat inhoudt. Wie er nog voor staan hebben een blij vooruitzicht. Ook als ze Voor Anker gaan. In een thuishaven. Uiteindelijk: Voor eeuwig Thuis.