Groot Nieuws
EO

3 nov: Tot zegen zijn

  1. Nieuwschevron right
  2. 3 nov: Tot zegen zijn

Muziek rond het thema van de meditatie “Tot zegen zijn”(Genesis 14:17-24). De meditatie wordt verzorgd door dominee Garbrich Baalbergen, predikant van de PKN (gereformeerd) te Voorthuizen.

Groot Nieuws

Muziekgegevens

01) Looft, looft nu aller heren Heer

02) Jezus, Gij mijn kracht en leven, Joh. de Heer 168

03) Heer ik hoor van rijke zegen, Joh de Heer 132

04) De Heer is mijn kracht en mijn lied, Opw. 322

05) U zal ik loven Heer, Opw. 145

06) Gebed om zegen, Opw. 710

07) Ai, ziet hoe goed, hoe lief’lijk is ’t dat zonen, Psalm 133: 1, 2 en 3

08) Er komen stromen van zegen, Joh. de Heer 57

09) Als ik hem maar kenne, Ned. Herv. Bundel Gez. 223: 1, 2 en 3

10) Zegen ons Algoede, LvdK Lied 456

11) Ik ga in de kracht van de Heer, geen bundel

Meditatietekst

Lezing: Genesis 14:17-24

Toen Abram na zijn overwinning op Kedorlaomer en de andere koningen terugkeerde, kwam de koning van Sodom hem tegemoet in de Sawevallei, de Koningsvallei. En Melchisedek, de koning van Salem, liet brood en wijn brengen. Hij was een priester van God, de Allerhoogste, en sprak een zegen over Abram uit:

‘Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, schepper van hemel en aarde. Gezegend zij God, de Allerhoogste: uw vijanden leverde hij aan u uit’.

Abram gaf aan Melchisedek een tiende van wat hij had heroverd. De koning van Sodom verzocht Abram hem de mensen terug te geven, de bezittingen mocht Abram houden. Maar Abram antwoordde hem: ik zweer bij de HEER, bij God, de Allerhoogste, de schepper van hemel en aarde, dat ik volstrekt niets wil aannemen van wat uw eigendom is, nog geen draad of schoenriem. U zult niet kunt zeggen: ‘Ik ben het die Abram rijk heeft gemaakt. Ik vraag alleen een vergoeding voor wat mijn dienaren hebben verbruikt, en het deel van Aner, Eskol en Mamre, die zich bij mij hebben aangesloten; laat hen nemen wat hen toekomt.

Wat is een zegen? In het dagelijks taalgebruik spreken we over een zegen als ons iets bijzonders is geschonken. Iets waar we zelf niet geheel voor verantwoordelijk zijn. Als je als ouderpaar een kind krijgt kun je bevangen raken door het gevoel gezegend te zijn. Je beseft: dit gaan mijn begrip te boven. Maar we weten ook, dat niet iedereen die zegen kan ervaren. Dat laatste maakt meteen duidelijk, dat rond zegen ook een geur kan hangen van vraagtekens. Want als het jou als gelovige goed gaat wil dat niet zeggen, dat God jou dus gezegend. Want wat als het je niet voor de wind gaat? Wil dat dan zeggen dat God jou zijn zegen onthouden heeft?

Vermoedelijk zal Abram ook wel tegen die vraag zijn aangelopen. Immers God had hem de belofte gedaan, dat uit hem een groot volk gemaakt zou worden, dat hij gezegend zou worden. Dat zijn naam groot gemaakt zou worden, dat hij tot een zegen zou worden. En dat met hem alle geslachten van de aardbodem gezegend zouden worden. Maar sinds die belofte was zijn leven niet bepaald crescendo ge-gaan. Hij was weliswaar in Kanaän beland, maar had vanwege een hongersnood moeten uitwijken naar Egypte. Hij was eens met neef Lot op weg gegaan, maar ze waren elkaar aan het leven verloren. Nee, het zat Abram nog niet echt mee…

Maar toen hij gehoord had, dat Lot in het nauw was geraakt en had moeten vluch-ten had Abram z’n eigen sores even gelaten voor wat het was. Toen had hij zijn neef als broeder behandeld, was in de bres gesprongen, en had Lot en de zijnen bevrijd. En nu is hij op de terugweg, en in de buurt van Salem. En daar bij Salem, Jerusalem, gebeurt iets wonderlijks. Op de plek waar zo’n 1000 jaar later koning David de stad van zijn dromen zou stichten: Jeru-Salem, daar wordt de belofte aan Abram gedaan al even begroet door de vervulling. Want plotseling is daar een gestalte. Een ko-ning; de koning van Salem. Negen koningen waren er al in dit gedeelte van Genesis. En hier is de tiende: Melchisedek. Hij is de ware koning, dat kun je op je tien vingers natellen.

En deze koning-priester heeft gehoord op welke manier Abraham zijn neef Lot als broeder heeft behandeld heeft. En daarom zegent Melchisedek hem. Het gedrag van Abram was een zegen waard. Want toen Abram had gehoord, dat Lot was weggevoerd, had hij een moment waarop hij een keuze moest maken. En toen kon hij minstens twee dingen doen. Hij had kunnen zeggen: ”Lot, jij wou toch zelf naar Sodom, het was toch jouw keus om op dat mooie stukje land te gaan wonen. En nou zou ik jou moeten helpen? Ga toch weg, man”. Of hij had iets anders kunnen doen. En dat laatste doet hij. Want Abram zeg niet: Lot, bekijk het maar. Nee, Abram is niet rancuneus, hij blijft niet bij het verleden stilstaan. Nee, hij blijft, ondanks alles, Lot als zijn broeder zien. Dat is groots als je dat kunt. Je bent een groot mens als je zo naar een ander kunt kijken.

En als Abram Lot dan bevrijd heeft, als eigenlijk alle wegen voor hem openliggen om werkelijk een groot heerser te worden, om de posities van de verslagenen in bezit te nemen, gaat hij niet voor eigenbelang. Hij gaat gewoon terug naar Mamre, naar waar hij vandaan kwam. En evenmin neemt hij geschenken aan van de mensen die hij geholpen heeft. Nee, Abram wil onafhankelijk blijven.

Melchisedek ziet dat, of hoort dat, dat weten we niet. Maar hij komt tevoorschijn, om Abram te laten weten: “Wat jij doet, Abram, is waar de wereld op wacht. Dat is gewoonweg het goede doen; opkomen voor mensen op de vlucht, hen bevrijding schenken. Goed-doen, zelfs aan mensen die jou beschadigd hebben. Het goede willen voor de ander, ook voor die ander die jou pijn gedaan heeft. Dat betekent niet alleen meer vanuit jezelf denken, maar ook het belang van de ander blijven zien. Zonder jezelf van die ander afhankelijk te maken, want je moet jezelf blijven en jezelf worden. Dat is wat deze wereld nodig heeft. En daarom zegent Melchisedek Abram.


En dan zegt hij: “Gezegend ben je door God, de Allerhoogste, Schepper van hemel en aarde. En geprezen zij God, de Allerhoogste, die je vijanden in je macht heeft gege-ven”. De inhoud van de zegen van Melchisedek bestaat dus uit twee aspecten. Melchisedek zegt: Je bent gezegend namens God. Hij schenkt jou iets; het goede. En geprezen zij God. Zegen betekent ook dat jij God weer iets geeft. Zegen is dus per definitie iets dubbelzijdig. Je krijgt iets van God om het weer door te geven. Ontvang de zegen van God om tot een zegen te zijn.


Maar wat krijg je dan? De grondbetekenis van zegen is: kracht schenken, om tot je doel te komen. God schenkt kracht om ons mensen tot ons doel te laten komen. En wij mogen die kracht voortleven. Aan elkaar, om mensen tot mens te maken. Maar ook weer aan God, om God tot God te maken.


En wanneer doen we dat? Dat doen we toch alleen wanneer we Gods beeld verto-nen? Wanneer we lijken op Jezus. In zijn leven en zijn sterven was Hij een zegen en tot zegen. Zo is ieder die Hem navolgt een zegen. Wat is het mooi als wij, net als Abram, daar al iets van kunnen laten zien. Alleen: zonder die hand op ons hoofd, zonder die uitgesproken zegen, redden we het niet. We hebben die zegen hard nodig. En daarom schenkt Hij ons zijn zegen: Ontvang de zegen van onze Heer, om tot een zegen te zijn.
Amen.