Groot Nieuws
EO

12 augustus: God tussen de goden

  1. Nieuwschevron right
  2. 12 augustus: God tussen de goden

De meditatie met als thema “God tussen de goden”, naar aanleiding van Psalm 82, wordt verzorgd door ds. Martijn van Leerdam van de Protestantse Kerk in Amsterdam, wijkgemeente Osdorp/Sloten.

Groot Nieuws

Muzieklijst:

1) U zal ik loven Heer, Opw. 145

2) Ik blijf den Heer verwachten, Psalm 130: 3 en 4

3) Samen in de Naam van Jezus, Opw. 167

4) Kom maar bij Mij, geen bundel

5) Geloof, hoop en liefde, geen bundel

6) Verlosser, viend, Gij hoop en lust, Gez. 171: 1 en 4

7) Neem Heer mijn beide handen, JdH 925

8) Hoop op Hem, geen bundel

9) ‘k Sla d’ogen naar ’t gebergte heen, Psalm 121: 1,2 en 4

10)Wees stil en weet, Opw. 154

Meditatietekst

Tekst: Psalm 82

[1. God staat op in de hemelse raad: over de aard van de bijbel]

Ik veronderstel dat u enigszins vertrouwd bent met bijbel en geloof. En dat u daar wel wat ideeën over hebt.

Ik begin vandaag echter met het ondermijnen van een paar van zulke ideeën, over leven en geloof. Bij voorbaat: mijn excuses daarvoor. Maar geloven is niet alleen dromen. Het is ook: het ondermijnen van onjuiste illusies.

Waar het mij om gaat is dit, en dat is mijn eerste stelling in een reeks van vier:

De bijbel is geen eenduidig boek.

De bijbel is zelfs een behoorlijk ingewikkeld boek.

Dat zien we in de Psalm die ik zojuist voorgelezen heb.

God staat op in de hemelse raad,

hij spreekt recht in de kring van de goden.

Wacht even – God spreekt recht, dat is duidelijk – maar in de kring van de goden? Zijn er nog meer goden dan? Die echt bestaan? Tussen wie God recht spreken moet?

Het staat er toch echt. Psalm 82 vers 1: God heeft een hemelse raad. En hij klaagt de andere goden aan.

Het christendom staat bekend als een monotheïstisch geloof, het geloof dat er maar één God bestaat. Maar de bijbel is geen eenduidig boek.

[2. Hoe machteloos de mensen zijn]

Nu ik toch aan het ondermijnen ben, schop ik meteen nog maar een heilig huisje om.

Ik help mensen graag om in hun kracht te staan, en ik zie niets liever dan mensen die tot bloei komen. Maar de realiteit is hard, want:

Mensen zijn klein, kwetsbaar en machteloos.

Dat zie ik niet alleen overal om mij heen, maar het wordt ook in de bijbel erkend.

Doe recht aan weerlozen en wezen,

kom op voor verdrukten en zwakken,

bevrijd wie weerloos zijn en arm,

red hen uit de greep van wie kwaad wil.

Dat zegt God tot de goden van zijn raad. Hij geeft ze er van langs. Want al die mensen bestaan inderdaad: weerlozen en wezen; verdrukten en zwakken; mensen in de greep van het kwaad.

U luistert naar de radio. Daarom ga ik er vanuit dat dit geen hele grote verrassing is. U hoeft maar te luisteren naar het nieuws om te horen over vluchtelingen, daklozen, en oorlogsslachtoffers; over gevangenen, slachtoffers van aanslagen, en kinderen die van hun ouders gescheiden worden.

Ook voor wie groot, sterk en machtig is gaat deze boodschap op: want alle mensen komen vroeg of laat in een kwetsbare positie terecht.

Allemaal delen we in de sterfelijkheid, in de menselijke beperkingen.

Vraag dat maar eens na in de ouderenzorg.

[3. Maar er is hoop]

Gaat dit wel goed, vraagt u zich nu allicht af. Is dit niet een beetje negatief, allemaal; vergeet u niet, dominee, dat er ook nog hoop is en licht?

Als u dat nu ongeveer denkt...dan heeft u helemaal gelijk. De schrijver van de psalm doet dat ook, en hij roept het uit:

Verhef u, God, spreek recht op aarde!

Alle volken behoren u toe.

Zo eindigt hij zijn psalm, zijn lied, over de goden in de hemel, die van God een draai om de oren hebben gehad.

Ondanks het feit dat er kwetsbare mensen; dat er weduwen, wezen en vreemdelingen zijn; ondanks het feit dat we uiteindelijk allemaal even kwetsbaar zijn: is er hoop. Is er een God – tot wie een mens zich richten kan.

Tot wie je protesteren kan, op het moment dat je het echt niet meer redt.

Eeuwige God, luister naar mijn klagen,

Waarom verstoot u mij, en verbergt u uw gezicht voor mij?

Ergens klinkt zo’n gebed (en deze bede komt van twee psalmen verderop) nog best wel machteloos. En machteloos ben je inderdaad, soms tenminste wel, hoe moeilijk dat ook is. God zal dat niet direct van ons wegnemen.

Hij helpt je wel – om het vol te houden met pijn en verdriet.

Hoe ik dat weet – dat God ons helpt? Omdat Asaf, de schrijver van deze psalm, er ook doorheen komt. Omdat zoveel mensen al tot God hebben geschreeuwd, op de momenten dat het leven moeilijk was. Omdat er zoveel goeds uit zoveel kwetsbaarheid kan voortkomen.

Ik geloof dat God ons helpt. Uiteindelijk vertrouw ik daarop, omdat God zichzelf ook kwetsbaar heeft gemaakt.

Maar het eigenaardige van hoop is, dat je het niet kunt funderen op wat er vroeger was.

We moeten het nog zien.

Net zoals de leerlingen van Jezus van tevoren ook helemaal niet weten dat hun meester opstaan zal.

[4. En we kunnen al iets doen]

De hoop koesteren, dus, dat is wat we kunnen doen. Dat God redt. En – je daarop voorbereiden, door – het goede te doen.

Het enige wat ons rest, in onze tijd, is bidden en het goede doen.

Geloven heeft weinig te maken met leerstellingen, met het verdedigen van bijbelinterpretaties, of met het discussiëren over natuurwetenschap.

God roepen, en naar Hem luisteren, dat is: te dienen wie kwetsbaar is. Te voeden wie geen voedsel heeft. De zorg voor weduwe, wees, en vreemdeling.

Is dat niet precies wat de goden in de hemelse raad, in die merkwaardige psalm, hebben verprutst, en waarom God hen tot de orde roept.

Is dat niet precies, ook, wat door menige wereldse machthebber wordt verprutst.

Bidden – dat is niet roepen tot je falende medemens, aan wie je je ergert, maar tot God, op wie onze hoop gevestigd is.

Het goede doen – dat is niet andere mensen kleineren, maar beginnen bij jezelf, en bij alle mensen op je pad.

In het bijzonder de mensen die het kwetsbaarst zijn.

Beste luisteraar, als u één ding onthoudt van wat u vandaag op de radio hoort, onthou dan slechts dit: ook al is de bijbel geen eenduidig boek; en ook al zijn wij, mensen, noch zo machteloos; er is hoop. Daar doe je wat mee, met die hoop, als je je naaste dient.