Groot Nieuws
EO

22 augustus: Jaloezie...

foto: Henk van den Beltfoto: Henk van den Belt
  1. Nieuwschevron right
  2. 22 augustus: Jaloezie...

Gewijde muziek en een meditatie zijn de ingrediënten voor Groot Nieuws. Vanmorgen spreekt prof. Henk van den Belt over Psalm 73: 21-23. Zijn thema is ‘Jaloezie…’.
Presentatie: Andries Knevel

Groot Nieuws

foto: Henk van den Belt

Henk van den Belt

Muziekgegevens

1) Psalm 32: Welzalig hij wiens zonden zijn vergeven, geen bundel

2) Neem Heer mijn beide handen, Joh. De Heer gez. 925

3) Er is een God die hoort, geen bundel

4) Jezus’ Liefde Voor Mij, geen bundel

5) O Jezus, hoe vertrouwd en goed, LvdK gez. 446

6) Psalm 73: Ja waarlijk, God is Isrel goed, geen bundel

7) Moet ik soms met twijfel strijden, Joh. De Heer gez 687

8) Doorgrond Mijn Hart, Opwekking 222

9) Wees mijn Leidsman, Joh. De Heer 770

10) Veilig in Jezus’ armen, Joh. De Heer 523

11) Prijst de naam van Jezus, geen bundel

12) Doorgrond Mijn Hart, Opwekking 222

Meditatie

De Bijbel is een boek vol emoties. Dat maakt de Bijbel – als Gods Woord – tot een echt menselijk boek. Een van de sterkste emoties is jaloezie. Psalm 73 gaat daarover:

1Een psalm van Asaf.

Ja, God is goed voor Israël,

voor hen die zuiver van hart zijn.

2Maar wat mij betreft, mijn voeten waren bijna uitgegleden,

mijn schreden waren haast uitgeschoten,

want ik was jaloers op de dwazen,

toen ik de vrede van de goddelozen zag.

[…]

16Toch heb ik nagedacht om dit te kunnen begrijpen,

maar het was moeite in mijn ogen,

17totdat ik Gods heiligdom binnenging

en op hun einde lette.

18Ja, U zet hen op gladde plaatsen,

U doet hen in verwoesting vallen.

[…]

21Toen mijn hart verbitterd was

en ik in mijn nieren geprikkeld werd,

22hoe onverstandig was ik toen, ik wist niets!

Ik was een redeloos dier bij U.

23Ik zal echter voortdurend bij U zijn,

U hebt mijn rechterhand gegrepen.

24U zult mij leiden door Uw raad,

daarna zult U mij in heerlijkheid opnemen.

Asaf is dus jaloers… op de goddelozen. Waar komt dat vandaan?

In de eerste plaats is er altijd sprake van een vergelijking. Als je jezelf of je eigen situatie niet aan anderen zou afmeten, zou je niet jaloers kunnen zijn. De tegenstelling is steeds zij en ik, ik en hij. Dat is ook letterlijk zo in deze Psalm. Asaf spreekt God niet aan, maar praat over anderen en over zichzelf.

Daarnaast is het opvallend dat Asaf op een bepaalde manier over zichzelf spreekt. het is allemaal nogal gekleurd door zelfmedelijden. Als je niet oppast kan dat je grootste vijand worden. ‘Ach arme ik… Er is niemand die om mij geeft, er is niemand die van mij houdt. Ik zit altijd in de hoek waar de klappen vallen en zelfs God trekt zich niets aan van mijn lot…’ ‘Voor niets heb ik mijn hart gezuiverd en mijn handen in onschuld gewassen’(13).

De diepste laag van de jaloezie is voor Asaf echter het gevoel van oneerlijkheid. Jaloezie wortelt in rechtvaardigheidsgevoelens. Asaf was musicus, opperzangmeester. Mensen met een sterk muzikaal gevoel, zijn vaak heel sensitief. Dan kan - net als bij Asaf een kwetsende en hautaine houding van anderen diep insnijden. Je wordt gekwetst vanbinnen omdat je kwetsbaar bent, geprikkeld in je nieren om het in Bijbeltaal te zeggen.

Asaf maakt God verwijten dat alles zo oneerlijk verdeeld is in de wereld. Hij wordt er een beetje cynisch van: ‘Hoe kan God het weten? Zou de Allerhoogste er weet van hebben?’ (11). God staat op een afstand en Hij bemoeit zich nergens mee. Het blijft maar malen in zijn hoofd en hij komt er niet uit: ‘waarom, waarom?’ Hij wil het weten en begrijpen en die waarom vraag blijft hem steeds maar kwellen (17).

Gods heiligdommen

Dan komt er toch een wending in de Psalm. Asaf gaat Gods heiligdommen binnen. Dat was juist zijn dagelijkse werk. Hij moest als dirigent leiding geven aan de zangers. Maar opeens wordt de tempelzanger een tempelganger. Hij komt in de lichtkring van Gods heiligheid. Dat maakt alles anders.

Er komt een nieuw perspectief op de werkelijkheid. De dichter maakt het concreet door te zeggen dat hij op hun einde lette (17). Het klinkt als een vorm van leedvermaak. Wacht maar, het zal toch slecht aflopen met de goddelozen. God zet hen op een glibberig pad en laat hen vallen in een afgrond. Zij worden in een oogwenk verwoest en weggevaagd (18-19).

Het is echter nog maar de vraag of we de woorden van Asaf zo moeten lezen. De toon is namelijk heel anders. Hij spreekt nu niet meer over ik en zij, maar hij spreekt God aan: U! Hij ziet daardoor dat de goddelozen helemaal niet zo gelukkig zijn... Ze hebben misschien alles wat hun hart begeert, maar word je daar dan echt een beter mens van? Het is nogal glibberig allemaal en voordat je het weet wordt je een onuitstaanbaar persoon… Waar eindigt het allemaalin?

Asaf ziet bovendien in dat hij zelf geen haar beter is. Juist door zijn jaloezie staat hij op een lijn met de goddelozen. Hij zegt het al aan het begin van de Psalm: ‘mijn voeten waren bijna uitgegleden, [...] want ik was jaloers’ (3). Toen hij in zijn nieren geprikkeld was, was hij een ‘redeloos dier’ bij God. Ik houd wel van de ruwe taal van de oude Statenvertaling. ‘Ik was een groot beest bij U!’ Dat je dat tegen God durft te zeggen, ongehoord.

De nieren staan in de Bijbel voor de diepste verborgen intenties en verlangens van de mens. Denk aan de woorden van Job: ‘mijn nieren bezwijken van verlangen in mijn binnenste’ (19:27). Wat komt er tevoorschijn als God je diepste verlangens peilt? Mag dat eigenlijk wel of heb je ten diepste iets voor Hem te verbergen? Asaf komt er achter dat zijn jaloezie wortelt in verkeerde verlangens. Zijn negatieve gevoelens over anderen en over God zijn symptomen van een dieper liggende kwaal, een nierziekte waar hij zich niet eens bewust van was. Zijn verlangen was niet op God gericht. Een groot beest bij U…

Meteen slaat de schuldbelijdenis om in een geloofsbelijdenis. De woorden ‘bij U’ blijven haken als een evangeliewoord. ‘Bij U…, ja bij U… Bij wie anders…’

Als een redeloos dier had hij met de kop naar beneden geleefd. Nu heeft hij zijn hoofd omhoog en beseft hij weer wat voor hem altijd toch het allerbelangrijkste was geweest. Het is goed om dichtbij God te zijn. Het is een abrupte overgang. Wat zit daar tussen? Dat moet wel Gods genade zijn. Daar staat Jezus tussen.

Dan maken de negatieve en zondige verlangens plaats voor een hernieuwd verlangen naar God:

Luister maar hoe de Psalm eindigt…

25Wie heb ik behalve U in de hemel?

Naast U vind ik nergens vreugde in op de aarde.

26Bezwijkt mijn lichaam en mijn hart,

dan is God de rots van mijn hart

en voor eeuwig mijn deel.

27Want zie, wie zich ver van U houden, zullen omkomen;

U verdelgt allen die als in hoererij U verlaten.

28Maar wat mij betreft, het is voor mij goed dicht bij God te zijn.

Ik neem mijn toevlucht tot de Heere HEERE,

om al Uw werken te vertellen.